Berger de Beauce (De beauceron)
Rasstandaard FCI N°44 / 09. 11. 2006
Oorsprong : Frankrijk
Gebruik : Herdershond, waakhond
Klasindeling F.C.I. : Groep 1: Herders & veedrijvers)
Sectie 1 : Herdershond met werkproef
Korte geschiedenis : In Midden-Frankrijk bij herder en boer bekend als Bas-Rouge (Roodkous). Het ras zal vermoedelijk al lang hebben bestaan, maar in die tijd dat er nog geen hondententoonstellingen werden gehouden, werd er zelden geschreven over andere rassen dan jachtrassen, omdat die tot de meer welstellende klasse behoorden. Bij herdershonden en de andere rassen, die van oorsprong gefokt werden door boeren en de eenvoudige burgerij, ligt het veel moeilijker. De fokkers en gebruikers waren doorgaans analfabeet, zodat er van geschreven geschiedenis nauwelijks sprake kon zijn. Waarschijnlijk kwam het zelfs niet in hen op om over zoiets alledaags als een herdershond iets op schrift te stellen. Eigenlijk pas aan het einde van de negentiende eeuw en bij sommige rassen nog later, werd men er zich van bewust, dat er zulke mooie en waardevolle gebruikshondenrassen bestonden.
In 1896 werd Cornevin’s rasbeschrijvingenboek uitgegeven. De Franse herdershonden werden niet vergeten. Na onderzoek en studie van verschillende experts, werden officieel de namen ‘Chien de Berger de Beauce’ (de beauceron) voor de kortharige en ‘Chien de Berger de Brie’ (briard) voor de langharige voorgesteld. Aangenomen kan worden dat de naam ‘Bas Rouge’ voor de hond die wij als beauceron kennen, veel ouder is dan de officiële benaming. Het staat vast dat de beauceron een oorspronkelijk ras is en geen ras, dat is ontstaan uit andere rassen. Als ‘zuiver gefokt ras’ bestaat het nog maar een eeuw.
Algemeen beeld :
De Beauceron is een hond van groot gestalte, stevig, rustiek, fors, goed gebouwd en gespierd, zonder plompheid.
Belangrijke proporties :
De Beauceron is van een gemiddelde lichaamsbouw. De lengte van het lichaam, vanaf het boeggewricht tot het zitbeen, moet ietwat langer zijn dan de schofthoogte. Het hoofd is lang : 2/5 van de schofthoogte. De breedte van de schedel en de hoogte van het hoofd zijn iets minder dan de helft van de hoofdlengte. Schedel en snuit zijn van gelijke lengte.
Gedrag en karakter :
Vrij bij benaderen en zonder vrees. De uitdrukking is vrijmoedig, nooit vals, angstig of onzeker. Het karakter van een Beauceron moet verstandig en moedig zijn.
Hoofd :
Goed besneden hoofd, met harmonische lijnen. In profiel gezien, zijn schedel en snuit ongeveer parallel.
Achterhoofdsgedeelte:
Schedel : vlak of licht gerond van zijde tot zijde, zwakke middengroef, zichtbare kam op de schedeltop.
Stop : geringe stop, op gelijke afstand tussen de neuspunt en de schedeltop.
Aangezichtsgedeelte:
Neus : neus passend bij de snuit, goed ontwikkeld, nooit gespleten en altijd zwart.
De snuit zelf: noch smal, noch spits
Lippen : de lippen gesloten en altijd goed gepigmenteerd. De bovenlip moet de onderlip bedekken zonder over te hangen, zij moeten een zeer licht zakje in de mondhoek vormen dat altijd stevig moet zijn.
Gebit : stevig, goed sluitend schaargebit.
Ogen : Horizontaal, lichte ovale vorm. Het oog (iris) moet donker kastanjebruin zijn, in elk geval nooit lichter dan donker hazelnootkleur, zelfs als de brand licht is. Voor de harlekijn-variëteit is een glasoog (blauw oog) toegestaan.
Oren : Hoog aangezet. De oren zijn halfstaand of hangend, mogen niet tegen het hoofd plakken, maar zijn toch vlak en nogal kort. De lengte van het oor moet gelijk zijn aan de helft van de hoofdlengte.
Hals :
Goed gespierd en van een goede lengte, vloeiend overgaand in de schouders.
Lichaam :
Bovenlijn : Rechte rug. Lendenen kort, breed en goed gespierd. Het kruis is slechts licht hellend.
Schoft : duidelijk zichtbaar
Borst : Breed, diep en lang. Borstomvang 1/5 meer dan de schofthoogte. Het borstbeen reikt tot aan de punt van de elleboog.
Staart :
Gaaf, laag gedragen, minstens tot aan het spronggewricht reikend, recht gedragen met aan het uiteinde een lichte haak in de vorm van een “J”. In beweging mag de staart hoger worden gedragen, maar nooit boven de ruglijn.
Ledematen :
Voorhand : Loodrecht, van voren en in profiel gezien.
Schouder : schuin en van een gemiddelde lengte
voorbenen : gespierd
voorvoeten : krachtig, rond en compact, gesloten. Nagels altijd zwart, met harde maar niettemin elastische zool.
Achterhand : Loodrecht, van achteren en in profiel gezien.
dijbeen : breed en gespierd
spronggewricht : krachtig, niet te dicht bij de grond, bevindt zich ongeveer op een kwart (1/4) van de hoogte van de hond, vormt met het been een goed geopende hoek.
Achtermiddenvoet: moet bijna loodrecht, iets achter de punt van het zitbeen staan.
voeten : krachtig, rond en compact, gesloten.
Hubertusklauwen : volgens traditie, zijn de herders voor het behoud van de dubbele hubertusklauw. De hubertusklauwen vormen twee van elkaar gescheiden duimen met nagels, voldoende dicht bij de voet. De dubbele hubertusklauw is een eis die de Fransen aan bijna al hun herdershondenrassen stellen.
Gangwerk/beweging: Soepel en vrij.
Vacht :
Beharing :Glad op het hoofd, hard, kort, vol, stevig en goed aanliggend, op de romp 3 tot 4 cm. lang, de billen en de onderkant van de staart licht doch verplicht bevederd. Ondervacht kort, fijn, dicht en zacht, bij voorkeur muisgrijs, zeer gesloten en het is niet zichtbaar door de dekvacht.
Kleur :
A) Zwart met brand (tweekleurig) : “Roodkous”. Het zwart zeer zuiver, de kleur van de brand moet eekhoornrood zijn. De aftekeningen bevinden zich :
*vlekjes boven de ogen
*zijkanten van de snuit, geleidelijk verlopend op de wangen, zonder ooit de onderzijde van het oor te bereiken
*op de borst: de voorkeur voor twee vlekken op de keel
*onder de staart
*op de benen, geleidelijk naar boven verdwijnend, zonder zich ooit verder uit te breiden dan een derde van de ledematen, aan de binnenkant van het been iets meer oplopend dan aan de buitenkant.
B) Harlekijn, blauw gevlekt met tanaftekeningen (driekleurig) : grijs, zwart met brand. De vacht is in gelijke delen grijs en zwart, in vlektekening. De vlekken zijn goed verdeeld, met soms meer zwart dan grijs. De brand op dezelfde plaats als bij de tweekleurigen. Een discrete witte borstvlek wordt getolereerd.
Hoogte:
Schofthoogte:
Reuen : 65-70 cm
Teven : 61-68 cm
Fouten:
Iedere afwijking van de voorgaande punten, moet als fout worden aangezien en als dusdanig volgens de ernst van de fout worden bestraft.
Diskwalificatie:
· agressief of zeer angstige hond
· schofthoogte afwijkend van de minimum of maximum limiet
· te licht beendergestel (bone)
· oog te licht, of glasoog (uitgezonderd voor de harlekijn)
· gespleten neus, ander kleur dan zwart, ongepigmenteerde vlekken.
· bovenvoorbijten en ondervoorbijten, met contactverlies, afwezigheid van 3 tanden en meer (P1 niet meetellend)
· oor volledig staand en gesloten
· achterste ledematen overdreven koehakkig (extreem uitgedraaide achtervoeten)
· enkele hubertusklauw of totale afwezigheid van de hubertusklauwen
· gecoupeerde of over de rug gedragen staart
· vacht : kleur en structuur, anders dan de standaard voorschrijft. Volledige afwezigheid van brand. Stekelige vacht. Zuiver goed zichtbare witte borstvlek. Harlekijnvariëteit : te veel grijs, zwart aan de ene kant en grijs aan de andere kant. Hoofd volledig grijs (afwezigheid van zwart)
Elke hond die duidelijke lichamelijke -of gedragsafwijkingen vertoont, moet worden gediskwalificieerd
N.B. : Reuen moeten twee normale testikels hebben die beiden in het scrotum zijn ingedaald.